Ingezonden Brief nav. Intermediar 12 augustus.

Jerôme Inen zet in de Intermediar van 12 augustus rechthebbenden van auteursrechten in de schijnwerper, en begaat daarmee een blunder: de tegenpartij wordt niet aan het woord gelaten. Die tegenpartij zijn u en ik, oftewel, het publiek.

Auteursrecht is een beperking van de persoonlijke vrijheid: het maakt het uiten en verspreiden van sommige ideeën (bijvoorbeeld het openbaar maken van een gedicht) tot een misdrijf. De rechtvaardiging van deze grove inperking van het recht van vrije meningsuiting is dat dit tot meer werken leidt: de auteurs kunnen geld verdienen met hun werk. Gemotiveerd hierdoor gaan zij meer en betere kunstwerken (muziek, computerprogramma's, gedichten, films, etc.) produceren. Het publiek kan hiervan genieten, en zo wordt het verlies van vrijheid weer goed gemaakt.

De auteurs (componisten, tekstschrijvers, uitgevers, platenbonzen, etc.) krijgen door dit systeem echter nieuwe belangen: het is in hun financieel belang als ze niet zozeer goede maar vooral populaire kunst maken. Bovendien hebben ze belang bij strenge wetgeving: als de wet meer soorten kunstwerken beschermt, en ze langer beschermt, kunnen rechthebbenden het publiek verder uitmelken. Vergeleken met het publiek vormen de rechthebbenden een kleine groep met grote belangen. Hun lobby is daardoor effectiever, en het is dus niet verwonderlijk dat door de eeuwen heen die lobby het auteursrecht voortdurend heeft doen uitdijen.

De personages in het artikel in intermediar zijn onderdeel van dezelfde lobby, en krampachtig blijven zij volhouden dat hun belangen boven onze publieke rechten staan. Hun argumenten zijn noch origineel noch diepzinnig: kritiek op auteursrecht is luxekritiek van mensen met een verzekerd bestaan, aldus dhr. Wanrooij, verzekerd van werk bij Buma/Stemra (omzet 1998: fl 300 miljoen). Als iemand voor fl 2,50 Windows 98 op een CD kopieert, is dat een verlies van fl 269,-- voor Microsoft, want hij had anders de legale versie gekocht, aldus Microsoft en de BSA. Prijzen van muziek CDs zijn opgebouwd uit snippertjes en de platenindustrie `helpt' artiesten, aldus dhr. Steinkamp, die heel tactisch niet vermeldt hoe klein het snippertje van de artiest is, en hoe groot dat van hemzelf. De leden van popgroep De Kast moeten kunnen leven van hun royalty's, alsof dat hun godgegeven recht is.

De lobby wil niet alleen de huidige regels in stand houden, maar verlangt nog meer wetgeving. Het auteursrecht beperkt immers kopiëren en verspreiden, en dit is precies wat digitale apparatuur kosteloos en moeiteloos kan doen. Overtredingen zijn nauwelijks controleerbaar, en dus stellen de auteurs---in Intermediar vertegenwoordigd door dhr. Wanrooij---een afschrikpolitiek voor: gevangenisstraf als je toch een CD kopieert. Ik persoonlijk denk dat deze afschrikpolitiek inderdaad het beoogde effect heeft: als voor overtreders zware straffen wachten, zal er minder illegaal gekopieerd worden.

Maar willen wij leven in de maatschappij die de auteurslobby nastreeft? In deze maatschappij is persoonlijke vrijheid ondergeschikt aan winstbejag, en wordt apparatuur angstvallig bewaakt door een (electronische) kopieerpolitie. Elke uiting die niet volledig origineel is, is opgesloten, en moet worden gekocht.

Draconische maatregelen tegen kopieën geeft het publiek niet meer geld om aan kunstwerken te besteden, dus het blijft de vraag of auteurs van hun creaties kunnen leven. Als we de auteurslobby volgen, wint de maatschappij als geheel niets, maar het publiek verliest een deel van zijn vrijheid.

Auteursrecht is voor digitale informatie volstrekt ongeschikt, juist omdat deze informatie zo gemakkelijk te kopiëren is. Uitbreiding van de wetgeving is dus niet gepast. Wij moeten daarom op zoek gaan naar een andere vorm van beloning voor creatieve arbeid: een vorm die de publieke vrijheid niet inperkt, en auteurs geen slaaf kan maken van winstbejag.

Han-Wen Nienhuys (hanwen@cs.uu.nl), Utrecht.

[Dit artikel mag vrij verspreid worden, mits de inhoud ongewijzigd blijft]