Jerôme Inen zet in de Intermediair van 12 augustus exploitanten van het auteursrecht in de schijnwerper, en begaat daarmee een blunder: de tegenpartij komt niet aan het woord. Het publiek, U en ik dus, is die tegenpartij: auteursrecht maakt immers het uiten van ideeën van anderen zonder toestemming een misdrijf, en beperkt zo onze vrijheid van meningsuiting. Het doel van auteursrecht is de gehele maatschappij vooruit te helpen door kunst te stimuleren: auteursrecht geeft artiesten, programmeurs en vooral uitgevers (kortweg: auteurs) een mogelijkheid geld te verdienen met creatieve arbeid. Wij betalen voor het genot van deze creaties met een beperking van onze vrijheid. Auteursrecht is dus geen grondrecht, en dit ontgaat de exploitanten in Inens artikel volledig. Een treffend voorbeeld is popgroep De Kast: de leden menen dat zij `*moeten* kunnen leven' van hun royalty's, alsof dat hun godgegeven recht is. De personages het artikel verdienen allen hun brood met intellectueel eigendom. Het is dus geen wonder dat zij beweren het moeilijk te hebben: hoe zieliger zij lijken, hoe verder de wetgeving kan worden aangescherpt, en hoe verder ze het publiek kunnen uitmelken. Volgens de auteurslobby zijn huidige regels niet genoeg, want het kopiëren van digitale informatie is technisch nauwelijks te voorkomen. Geconfronteerd met deze onmacht stelt de lobby---in Intermediar vertegenwoordigd door dhr. Wanrooij---een afschrikpolitiek voor: informatie beveiligen, en gevangenisstraf als je de beveiliging doorbreekt. Ik vrees dat deze afschrikpolitiek inderdaad gaat werken: als voorbeeld worden enkele nietsvermoedende bezitters van CD-branders opgesloten, en daarna is het gedaan met de illegale kopieën. Maar willen wij leven in de maatschappij die de auteurslobby nastreeft? In deze maatschappij is persoonlijke vrijheid ondergeschikt aan winstbejag, en wordt apparatuur angstvallig bewaakt door een (electronische) kopieerpolitie. Elke uiting die niet volledig origineel is, is opgesloten, en moet worden gekocht. Auteursrecht is voor digitale informatie volstrekt ongeschikt, juist omdat deze zo gemakkelijk te kopiëren is. Uitbreiding van de wetgeving is dus niet gepast. In plaats daarvan moeten wij op zoek gaan naar een andere vorm van beloning voor creatieve arbeid: een vorm die de publieke vrijheid niet inperkt, en auteurs geen slaaf kan maken van winstbejag. Han-Wen Nienhuys (hanwen@cs.uu.nl), Utrecht.