dit is uit het blote heuft ingetikt. Deze pagina pretendeert niet correct te zijn

Nachtegalen

Ik heb van het leven vrijwel niets verwacht
Het geluk valt toch niet te achterhalen.
Wat geeft het, in de koude voorjaarsnacht
Zingen de onsterfelijke nachtegalen

Liefde

Kon ik één gaaf der jeugd terug verkrijgen
Ik vroeg de makkelijke ontroerbaarheid
Van 't hart, dat nog niet heeft geleerd te zwijgen,
Maar vrijlijk bij den breuk der dromen schreit

Nu ben ook ik gewend mij te gewennen;
Ik trek mij allengs in mijzelf terug.
En ach, zelfs die mij beter moesten kennen,
Ik schijn hun wellicht liefdeloos en stug

Toch ben ik vol verholen tederheden,
Gekneusde liefde, die geen uitweg vond,
Een oneindig medelijden met wie leden,
Een bewogenheid, die 't zware leven schond.

Alleen wanneer ik ben nedergezeten
In avondeenzaamheid en lampgesuis,
en al wat mij benauwde heb vergeten,
Begint er in mijn hart een zacht geruis.

Dan wellen in mij nooit verwonnen drangen,
Dan gaat een stroom van liefde van mij uit,
Die alle mensen in zich houdt omvangen,
Nu zij zich eindlijk niet meer voelt gestuit.

Dan heb ik 't hart van mijn jeugd gevonden,
En ben ik warm van innerlijken gloed,
Al wat de wereld in zich houdt gebonden,
Dat voer ik de beminden tegemoet.

Dan schijnt het mij, bij het zien van zoveel derven,
zoveel vleugels, tot geen vlucht ontvouwd
Dat ik slechts door te sterven
kan tonen hoeveel ik van hen houd

Een oogwenk, en de bekoring is verbroken
Ik meng het mijne weer met hun bestaan
Ik heb hen van liefde niet gesproken
Dit alles is langs hen henen gegaan