Chiang Mai / Bangkok.

15 oktober tot 25 (?) oktober

Ik zit hier in een internetshop aan de Thanon Kao San, de backpacker-weg van Bangkok. Een weg volgeplempt met kraampjes met snuisterijen, namaak Diesel & The North Face, terwijl knipperende Neon reclames klanten naar hotels en restaurants lokken, en bonkende stereos illegaal gekopieerde CDs proberen aan te prijzen. Deze mix wordt geserveerd op een vochtige 33 graden, overgoten met het aroma van walmende driewiel-taxis.

Gelukkig ben ik hier niet direct in terecht gekomen. Op advies van mijn vliegtuigstoelburen richting Bangkok (Thaise dames die zeer gecharmeerd waren van mijn eetlust), ben ik bij aankomst direct naar Chiang Mai vertrokken. Dit is een relatief knus plaatsje in noord Thailand, waar ik als toerist voorzichtig heb geacclimatiseerd.

Het eerste verplichte nummer is tempelbezoek: in dit stadje sterft het van de Wat's (tempelcomplexen). Mijn Buddhabeeld-fetisjisme is niet sterk genoeg: na 4 of 5 tempels is het genoeg. Ik heb me daarom maar op mijn ware levensroeping geworpen, en me 2 dagen lang gewijd aan de beginselen van de Thaise keuken. Het sterft hier namelijk ook van de kookcursussen. Het volgende verplichte nummer is de Trektocht: met andere toeristen door de jungle een wandeltocht maken en aapjes kijken bij stammen die in de heuvels wonen. Dit is niet een ruige tocht door onherbergzaam gebied, maar eerder soort dag-uitje, waarbij de gids elke 15 minuten even stilstaat om de 40-plussers in het gezelschap uit te laten hijgen. Je slaap- en eetspullen worden per pickup-truck vervoerd. De echte uitdaging was dan ook het 10-jaar oude dochtertje van mijn trekgenoten. Rustig blijven bij haar stampvoeten, gedrein en gezeur viel helemaal niet mee.

Chiang Mai is een walhalla voor de doorgewinterde winkelfanaat; ik heb me laten verleiden tot de aanschaf van een op maat gemaakt rokkostuum (200 euro, voor de James Bond buien) en een pak in Chinese Stijl van gele zijde (110 euro, voor de Dr. No buien).

De laatste dagen ben ik opgetrokken met Ritchie, een Amerikaan die met zijn gitaar als straatmuzikant door de wereld trekt. In eerste instantie mocht ik als groepie bij zijn optredens klappen en fluiten. Daarna ben ik als morele steun meegegaan naar zijn auditie bij Nice Illusion, de plaatselijke disco. Zo'n etablissement had ik nog nooit gezien. Aan de ingang staan de schattigste portiers ooit: frele Thaise meisjes in blauwe blazers en korte witte rokjes en hoge hakken verwelkomen je. Binnen staan de bassen zo hard dat al je kleren meetrillen. De onbegrijpelijk slechte techno wordt afgewisseld met een band die een Thaise minikopie van Britney Spears/New Kids on the Block opvoert: hyperwesterse pop muziek, en voor elk liedje andere zangers in nieuwe, weinig verhullende outfits. De disco zelf is gevuld met de locale jongeren/jeugd die naast tafeltjes op heuphoogte staan zodat ze hun drankjes onder het dansen niet hoeven te verlaten. Uiteindelijk wordt mijn Amerikaanse soul-mate aangenomen als ritme gitarist/zanger. De dagen daarna stranden alle pogingen tot culturele activiteit op uitkateren van bezoek aan Nice Illusion, waar ik eerst als groupie Ritchie ondersteun, en Ritchie daarna mij coacht in een empirisch onderzoek naar de marktwaarde van de half-westerse jongeman.

De nachtmerrie hier in Bangkok is niet zo erg als ik dacht, maar toch wil ik zo snel mogelijk koers zetten richting Siem Reap, waar Angkor Wat --een van de grote wereldwonderen-- staat.


Volgende