Bangkok / Phnomm Penn / Siem Reap / Phnomm Penh

29 okt t/m 10 nov

Gemeenschappelijke ervaringen zijn altijd een dankbaar onderwerp voor gesprekken. Als je reist praat je dus met andere reizigers over reizen: waar je naar toe gaat, waar je vandaan komt. Over reizen in Cambodja was iedereen positief, behalve over het fysieke verplaatsingsproces an sich. Over land vanuit Thailand naar Siem Reap (de uitvalsbasis om de obligate tempels in Angkor te zien) is over land een "aparte ervaring": 4.5 uur reizen over de slechtste weg van Azie bovenop een pick-up truck. Met de aanschaf van een vliegticket kon ik deze speciale massage vermijden.

Voor het vliegtuig vertrok moest ik nog een paar dagen in Bangkok slijten. Na het afwerken van de verplichte nummers is daar enige creativiteit voor nodig, dus heb ik het spelletje "Tuktukje plagen" bedacht.

Als je nog nooit in Thailand bent geweest: Bangkok zit vol met zwendelaars die nieuw-aangekomen toeristen proberen op te lichten. Het standaard scenario is dat een vriendelijke heer of dame ("I am businessman, just waiting for my wife") je aanspreekt, een babbeltje begint ("First Day? Welcome in Thailand (uitgestoken hand)! Hollehn? Amsterden, Ajak!"), en dan je ontzet vertelt dat de attractie waar je naartoe gaat dicht is ("Wat Phra Kaew? Closed today, Buddhist festival"). Vervolgens geeft hij suggesties voor andere bestemmingen (altijd de "Lucky Buddha" of "Standing buddha"), en biedt aan een tuktuk (rookgenerator op 3 wielen) te regelen tegen een schappelijk tarief. Vervolgens wordt je op een shopping tour meegenomen langs juweliers ("Today special price!"), klerenmakers, en souvenirwinkels die de chauffeur en vriendelijke heer een commissie geven voor al je te dure aankopen.

Het "tuktukje pesten" spel bestaat erin om de rollen om te draaien. Tuur heel naief in een Lonely Planet, en binnen enkele minuten komt de eerste oplichter. Vervolgens speel je een tijdje de naieve, hyperenthousiaste toerist ("I arrived today"), en vraagt de zwendelaar quasi-enthousiast de oren van het hoofd over zijn baan, zijn vrouw. Vervolgens geniet je van de verwarring op zijn gezicht terwijl hij in paniek een geloofwaardig verhaal probeert op te hangen. Zo ben ik een kwaliteitscontrole medewerker van de Thaise gelddrukkerij tegengekomen, een chauffeur die eigenlijk monniken Boeddhisme onderwijst ("Wow! Tell me everything about buddhism!") en een meneer die moedig genoeg was een conversatie te beginnen, maar mijn ingewikkelde Engels ("job? work?") niet begreep.

Dit spelletje gaat na een tijdje vervelen, maar gelukkig kwam ik daarna de killer van de tropen tegen: het schep-ijsje. IJs wordt niet verhit voor consumptie, en vormt dus een uitstekende bacteriekweek. Na een dag vol toiletbezoek en misselijk zijn kon ik Thailand vaarwel zeggen, om naar Phnomm Penn, de hoofdstad van Cambodja te vliegen.

Het vliegveld (glimmend marmer, staal & glas) probeert de schijn nog op te houden, maar zodra je de brommer-taxi naar de stad neemt wordt duidelijk hoe arm Cambodja een is. Phnomm Penn bestaat uit stoffige wegen zonder trottoirs of hoogbouw. Over de wegen worden families, inboedel en winkelvoorraden op gammele fietsen en brommertjes vervoerd. Langs de wegen leven dakloze families. De reden voor deze armoe ligt gedeeltelijk in de onstuimige geschiedenis van de laatste jaren: in 1975 kwamen de locale communisten aan de macht, en voerden een enorme volkerenmoord door. Alle steden werden verplicht ontruimd (lang leve de boerenstaat), en alle intellectuelen vermoord. De naweeen hiervan zijn nog steeds zichtbaar: er is overal armoe, en dankzij het rijkelijk bemijnde platteland zijn er ook overal mensen zonder handen en/of benen. Gelukkig zijn er ook positieve kanten: de Khmer (de Cambodjanen) zijn jong, ondernemend en hartverwarmend vriendelijk. In Phnomm Penn zelf is 50% van de bevolking jonger dan 18, en het straatbeeld krioelt van de schattige kleine kinderen en de zwangere vrouwen.

De belangrijkste toeristische bestemming in Cambodja is Angkor. Dit is een enorm complex van zo'n 20 a 30 tempels uit de 8e t/m 12e eeuw na Christus, gebouwd door een reeks megalomane koningen met goede smaak. Ik heb in mijn leven veel ruines gezien, maar deze slaan werkelijk alles: ze zijn goed bewaard, imposant van uit de verte, en van dichtbij rijk versierd met beeldhouwwerk. Prominent in deze (Hindoe) tempels is ook Big Brother B, alias de Buddha. Er zijn vooral onthoofde rompen te zien; nu snap ik eindelijk waar de losse Buddha-hoofden zijn vandaan komen.

De exploitatie van Angkor is een mooi staaltje van corruptie: de staat heeft de toegangsrechten voor Angkor voor een luttele $100000 per jaar verkocht aan een oliemaatschappij, die nu jaarlijks miljoenen aan entree vangt (dagprijs voor toeristen: $ 20 per persoon). Ik sprak een agent van de monumentenpolitie: hij verdiende ongeveer $ 30 per maand, en had al 3 maanden geen salaris gehad. Als bijverdienste verkocht hij zijn politie-insignes als souvenirs aan toeristen.

Buiten de tempels is er in Siem Reap (de hotel-agglomeratie bij Angkor) weinig te beleven: de tempels trekken vooral oosterse groep-tours en gezapige al-dan-niet-getrouwde koppels. Dus na 3 dagen hevig tempelen weer terug naar Phnomm Penn, want daar is het Bonn Om Tuk: een feest waarmee het einde van het natte seizoen wordt gevierd. Tijdens dit festival zijn er roeiwedstrijden op de rivier. Lange, smalle boten (tot 65 man) met smalle spanen roeien ononderbroken 1-op-1 races. De wedstrijden zijn voor buitenstaanders onbegrijpelijk, maar rondom de rivier onstaat een koninginnedag-achtige rommelmarkt/voedselkraam orgie, waar het leuk rondbanjeren is, en net na zonsondergang is er vuurwerk. Het avondprogramma was plastic popmuziek met kneuterige dansgroepjes. De echte attractie was hier dan ook het publiek. Bij Khmer-popconcerten zit iedereen aan tafeltjes, en doet alsof hij er niets aan vindt.


Volgende