7 december 2003, Hanoi, Vietnam.

Hue ligt in centraal Vietnam, en is een toeristische "topattractie." Dit stadje was van ongeveer 1800 tot 1950 de zetel van de Vietnamese Keizers, die er enorme paleizen en graftombes bouwden. Ooit moet het een imposante aanblik zijn geweest, maar tegenwoordig is de Verboden Stad (Geinspireerd op het keizerlijk paleis te Beijing van rolmodel China) een enkele tempel omringd door grote grasvelden waar hier en daar een muurtje uitsteekt. Bij deze muurtjes staan bordjes die uitleggen van welk gebouw we de stoffelijke resten zien. De grondige sloop is een oorlogsrelikwie, maar de Amerikaanse touristen hoeven zich niet opgelaten te voelen. De grootste verwoestingen dateren uit de vrijheidsoorlog met de Fransen, zo rond 1950.

De oorlogen hebben de historische bouwwerken beschadigd, maar voor handige toeroperators is het een bron van inkomsten: in Saigon kan je toers boeken om de tunnels te bezichtigen vanwaar de communistische VietCong de Guerilla-oorlog tegen de Amerikanen en het kapitalistische zuiden voerde, en rond Hue kan je slagvelden van de Amerikaanse oorlogen bezoeken (ik vermoed grasvelden, ditmaal zonder bordjes). Het interessantste van die toers zijn de gidsen, veelal ex-soldaten van het Zuid-Vietnamese leger. Na jaren in ploeteren in communistische "heropvoedingskampen" (heropvoeding is een eufemisme voor dwangarbeid) zijn zij dankzij hun oorlogsverhalen opeens succesvolle ondernemers.

Het relatieve gebrek aan intellectueel verantwoorde cultuur-historische kennisuitwisseling kan in dit land gelukkig worden verdrongen met lichamelijke genoegens, in het bijzonder eten. Al het voedsel wordt met kakelverse ingredienten gemaakt. Ik schrijf dit vanuit Hanoi, waar iedere ochtend op de stoep voor het hotel een straatmarkt wordt gehouden. Om 5 uur 's ochtends worden de levende kippen en honden in grote kooien achterop kleine motorfietsen afgeleverd. Net geslachte varkens en vissen worden letterlijk op straat gevild en schoongemaakt, waarbij de goot tegelijk vuilnisbak en gootsteen is.

In dit culinaire mekka is de topdelicatesse hondevlees. Niet alleen is hond heel smakelijk, het is ook nog gezond: na een hondediner sta je de volgende ochtend fris en uitgerust weer op. Alleen gespecialiseerde restaurants serveren hond. Je zit er op de grond aan lage tafeltjes terwijl het vlees wordt geserveerd met krokante rijstpannekoekjes. Om mijn gastronomische horizon te verbreden togen ik en Stefan (mijn tijdelijke reisgezel) gisteren op weg om zo'n etablissement te vinden. Dat viel ons erg tegen: onze informant had ons een vage routebeschrijving gegeven, en buiten het toeristische centrum spreekt niemand Engels. Na een uur vruchteloos wandelen zijn we dus maar teruggegaan. Gelukkig hadden we op de locale nachtmarkt een ander exotisch ingredient hadden gezien, testikels, bij uitstek een ingredient voor mannelijke consumptie. Pas toen ik dit gerecht verorberde bleek bleken de oranje balletjes eieren in aanbouw te zijn, en de frutseltjes die eraan zaten stukken kippeneierstok. Ik hoop dat eventuele hormonale effecten van deze maaltijd slechts tijdelijk zijn.

Een andere hedonistisch tijdverdrijf is winkelen. De bescherming van merkrecht en auteursrecht is afwezig, zodat DVDs met de nieuwste films en "Nike" schoenen overal voor een schijntje te koop zijn. Door heel ZO-azie zie je ook dezelfde kleurige rugzakken van dezelfde merken (Jack Wolfskin, The North Face, Loewe Alpine). De eigenaar van een minuscuul winkeltje in Hanoi prikkelde mijn nieuwsgierigheid toen hij er geen probeerde te verkopen, maar direct vertelde: "It's a copy." Ter vergelijking liet hij echt materiaal zien, en bood me aan zijn echte winkel te bezichtigen. De "winkel" bleek zijn bijna even minuscule huis met 3 verdiepingkjes, waarvan de gehele 2e verdieping was volgestouwd met dozen sportkleding. "You like Fjallraven? You want skipants? Big backpack?" Vrijwel alle merkkleding wordt in Azie in elkaar gezet. Een klein percentage van de productie wordt als handelsmonster voor de locale markt verkocht, zodat mijn handelaar ze tegen spotprijzen kon aanbieden. Sommige jassen hadden een "sample" label ingenaaid, wat zijn verhaal in elk geval gedeeltelijk bevestigde.

Mijn hele klimmende vriendenkring loopt al jaren rond in jassen van ademend superplastic waar je de toppen van de Himalaya mee kan bestijgen, en sommigen proberen dat nog ook. Nu kan ook ik de Mount Everest bedwingen: voor een luttele 50 euro (Nederlandse adviesprijs 369 euro) heb ik de correcte jas. Nou die conditie nog.

Halong Bay is een kustgebied in Noord Vietnam, waar krijtrotsen als enorme brokken witte kandij bestrooid met groene begroeiing in de zee fotogeniek liggen te zijn. Stefan had een goed adres voor een tochtje in deze verplichte bestemming. We moesten op Cat Ba Island naar Mister Luu vragen, en aldus deden we. Mister Luu is welbespraakt in Engels, en na een dag aangename conversatie boekten we getweeen een drie-daagse toer aan boord bij Mr Luu's zwager. Onze Special Price kregen we in ruil voor mondelinge reclame aan vrienden en medereizigers.

Overnachten in dit natuurgebied is eigenlijk verboden, maar daar had Mr Luu voor gezorgd: op de eerste dag van tocht legde een klein bootje bij ons aan, waarvan de opvarenden aanschoven bij de lunch van onze bemanning. Toen Stefan en ik enkele uren later terugkwamen van een wandeltocht bleek dat dit de locale commissaris was. Nadat hij zich te buiten was gegaan aan rijstwijn, was hij ladderzat op het toilet in slaap gevallen, en lag nu op bed te snurken. Even later werd hij wankelend afgevoerd. Nu de vriendsschapsbanden met de sterke arm van de wet waren aangehaald was het risico op een boete nihil. De rest van deze tocht verliep dan ook zonder incidenten, en was zo rustgevend dat verder verblijf in de drukte en herrie van stedelijk Vietnam ondenkbaar was.

(beloofd is beloofd: voor een geweldige boottocht in Cat Ba en Ha Long Bay: ga naar het Far Eastern Hotel op Cat Ba island, vraag naar Mr Luu.)


Terug